Deel 3: Keert de baanbrekende ontwapeningsgeest van Nunn-Lugar weer?
*****
Het debat moet verder gaan dan het geschrapte INF-verdrag. Vrijwel alle wapenbeheersingsakkoorden zijn afgeschaft. Een nieuw wapenbeheersingsinitiatief zal van China moeten komen.
Zoals in de inleiding van deel 1 vermeld, had een Belgische academicus vraagtekens gezet bij mijn bronnen over chemisch wapengebruik in Syrië en biolabs in Oekraïne. Aan een opiniestuk van Joseph Rodgers, een medewerker van de Amerikaanse denktank Center for Strategic and International Studies (CSIS), hechtte hij meer geloof. In dat stuk ging het naast (1) chemisch wapengebruik in Syrië en (2) biolabs in Oekraïne, ook over de discussie tussen Washington en Moskou over (3) het INF-verdrag, dat uiteindelijk leidde tot de eenzijdige Amerikaanse uitstap. De rode draad was de beschuldiging dat de Russen zich bedienden van desinformatie om hun slag thuis te halen.
Hoewel mijn criticaster zich in onze contacten niet heeft uitgesproken over het derde issue, stel ik dat in dit deel 3 niettemin aan de orde. Het is een essentieel issue in wapenbeheersing, en Rodgers’ opmerkingen ter zake illustreren nog eens hoezeer hij de plank misslaat. Laat ons dus kijken naar de ‘tenlastelegging’ van de auteur over zijn derde casus:
Diplomatie en desinformatie: het Intermediate-Range Nuclear Forces (INF) verdrag
Het INF-verdrag van 1987 tussen de VS en de Sovjet-Unie verbood de twee landen om grond-gelanceerde kruis- en ballistische raketten met een bereik van 500-5.500 km te testen, te produceren of te bezitten. In 2013 stelde Washington Moskou voor het eerst vragen over de Russische Novator 9M729 (SSC-8) raket, een onderwerp dat de Amerikanen begin 2014 ook aan de orde stelden in het NAVO-wapenbeheersingscomité. In een reactie wees Rusland op veel talrijker Amerikaanse schendingen. Een rapport van juli 2014 spreekt over de Amerikaanse vaststelling dat Rusland zijn verplichtingen uit hoofde van het INF-verdrag had geschonden. Rusland reageerde met de beschuldiging dat het Amerikaanse Aegis Combat System in Roemenië niet in overeenstemming was met het verdrag.
Na een anoniem bericht in de New York Times riep de VS in november 2016 op tot een verificatiecommissie. Die leidde tot niets. In 2017 erkende Rusland het bestaan van de SSC-8 GLCM-raket, maar bagatelliseerde het bereik. In datzelfde jaar maakte de Noord-Atlantische Raad zich zorgen over ‘een Russisch raketsysteem’ en riep Moskou op tot openheid. Een jaar later kondigde de VS aan dat het zich uit het INF-verdrag zou terugtrekken. Moskou kreeg in december 2018 een ultimatum van zestig dagen om openheid van zaken te geven. Tegelijk hadden ook de ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO Rusland beschuldigd het INF-verdrag te schenden. Rusland liet het ultimatum verlopen, de VS trok zich 2 augustus 2019 terug, waarna Rusland bevestigde dat het verdrag “formeel dood” was.
Deze hele geschiedenis ging gepaard met Russische desinformatie. Moskou stelde dat de opzegging de weg moest banen voor de ontwikkeling van aanvalswapens, de VS niet langer een betrouwbare wapenbeheersingspartner was en erop uit was om alle internationale wapenbeheersingsverdragen af te danken. Het bleef ontkennen het INF-verdrag te hebben geschonden en verweet de VS geen bewijs op tafel te hebben gelegd. De Amerikaanse beschuldigingen waren gebaseerd op bronnen die men niet kon ontbloten.
De auteur hamert op Russische desinformatie, maar is de VS dan onschuldig? De VS heeft zijn beschuldigingen nooit onderbouwd en zijn NAVO-partners nooit echt kunnen overtuigen. En ja, ook Moskou heeft aan de bel getrokken: de Mk41 lanceerrails van het Aegis-raketafweersysteem kunnen Tomahawks met een bereik van meer dan 1000 km afvuren, en ook de Amerikaanse bewapende drones in Europa schenden het akkoord. De situatie is dus genuanceerder dan de versie van de auteur. Sinds de start van het INF-verdrag in 1987 is de technologie sterk geëvolueerd en hebben zich ook andere spelers aangediend, waaronder China, dat hangende de opbouw van zijn nucleaire arsenaal geen belang heeft bij multilateraal wapenbeheersingsoverleg.
Vertrouwen
Maar waar het vooral aan ontbreekt, is vertrouwen. De russofobie van het Amerikaanse imperialisme dateert van het tsaristische tijdperk, maar verdween niet met de ontbinding van de Sovjet-Unie. Een aanverwant fenomeen is haat tegen de Russische president Poetin. Gewezen Amerikaans buitenlandminister Hillary Clinton speelt een belangrijke rol in het ontstaan daarvan. Voor Clinton had Poetin ‘geen ziel’ en lijken zijn stappen op ‘het optreden van Adolf Hitler in de jaren dertig’. En de Amerikaanse president Joe Biden beschuldigt Poetin zelfs onverbloemd van genocide. Van recente datum zijn westerse ‘wapenfeiten’ als de schorsing van Rusland uit de VN Mensenrechtenraad en het arrestatiebevel tegen Poetin door het Internationaal Strafhof (ICC).
Vandaag bereidt het Pentagon zich openlijk voor op een gewapend conflict. Een ‘gemeenschappelijke doctrine’ over nucleaire operaties die juni 2019 kort op internet verscheen, stelt dat ‘kernwapens doorslaggevend kunnen zijn voor het herstel van strategische stabiliteit.’ Blijkbaar werkt het Pentagon aan de ontwikkeling van een arsenaal ‘bruikbare’ mini-nukes. Die kunnen worden ingezet om het tij te keren in militaire confrontaties met grote rivalen. En als bonus: ze lokken geen grootschalige nucleaire uitwisseling uit die een einde maakt aan het leven op aarde, aldus de doctrine, die men inmiddels niet meer op het internet aantreft.
Het debat moet dus niet enkel gaan over het geschrapte INF-verdrag, maar over de afschaffing van vrijwel alle wapenbeheersingsakkoorden. Het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS)1 publiceerde twee jaar geleden een interessant essay van de Amerikaanse senior academicus Steven E. Miller2 dat een gedetailleerd historische overzicht geeft van de ups en downs van wapenbeheersing. Na tientallen jaren intensief diplomatiek overleg was tegen het einde van de jaren 90 een uitgebreide architectuur van multilaterale en bilaterale wapenbeheersingsregelingen tot stand gekomen die het gevaar van massavernietigingswapens moesten beperken. Intussen is die architectuur dus voor het grootste deel ontmanteld.
Het debat moet dus niet enkel gaan over het geschrapte INF-verdrag, maar over de afschaffing van vrijwel alle wapenbeheersingsakkoorden.
Aan de hand van het stuk van Miller stelde ik het volgende overzicht op:
- Comprehensive Test Ban Treaty (CTBT): het verdrag dat militaire en vreedzame kernexplosies verbood, werd niet van kracht na verwerping in 1999 door de Amerikaanse Senaat
- Biological Weapons Convention (BWC): in 2001 verzette de regering-Bush zich tegen een aangescherpt verificatieprotocol uit dit verdrag dat biologische en toxinewapens verbiedt
- Anti-Ballistic Missile (ABM) Treaty: in 2002 trok de VS zich terug uit dit verdrag dat het plaatsen van verdediging tegen strategische ballistische raketten verbood
- Conventional Forces in Europe Agreement (CFE): in 2007 schortte Rusland de naleving op van de bepalingen die het militair evenwicht tussen de NAVO en het [in 1991 opgedoekte] Warschaupact op een lager bewapeningsniveau moesten brengen; in 2015 trok Rusland zich uit het verdrag terug
- Cooperative Threat Reduction (CTR): in 2012 trok Moskou zich terug uit het baanbrekende post-Koude Oorlog programma dat voorzag in samenwerking van de voormalige rivalen uit de Koude Oorlog over hun kernwapenarsenalen
- Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA): in 2018 trok de VS zich terug uit het nucleair akkoord met Iran
- UN Arms Trade Treaty (ATT): binnen de VN onderhandeld instrument dat de internationale handel in conventionele wapens moest reguleren; nooit aangenomen
- Intermediate Nuclear Forces Agreement (INF): ontbinding in 2019
- Open Skies Treaty: in 2020 trok de VS zich terug uit het verdrag waarin landen elkaar toestemming geven om ongewapende observatievluchten uit te voeren boven het grondgebied van andere landen; een jaar later deed Rusland hetzelfde
- New START Agreement: in januari 2021 verlengden de presidenten Biden en Poetin dit verdrag dat het aantal strategische kernkoppen beperkt tot 2026; een jaar geleden schortte Poetin de deelname aan het verdrag op en weigerde recent de dialoog te hervatten gegeven de militaire steun van Washington aan Oekraïne
Item 5, Cooperative Threat Reduction (CTR), verdient bijzondere aandacht. CTR was een plan van de Amerikaanse senatoren Sam Nunn en Richard Lugar om in de jaren negentig Rusland en andere voormalige Sovjetstaten te helpen bij het ontmantelen en opruimen van hun kernwapens. Het project kon rekenen op een financiering van ruim $1 miljard per jaar. In 1994 hadden Wit-Rusland, Kazachstan en Oekraïne al hun arsenalen aan Rusland overgedragen. De VS investeerde ook in de verbetering van de communicatie tussen de Amerikaanse en Russische legers, de omvorming van de Russische defensie-industrie tot civiele industrieën, en in steun aan voormalige Russische nucleaire wetenschappers en ander militair personeel om een nieuwe job te vinden.
Samenwerking
Het Nunn-Lugar-programma was hoopgevend. In de periode 1992-1997 werd al het nucleaire materiaal veilig naar Rusland verplaatst. Amerikaanse functionarissen hielden toezicht op de ontmanteling van een groot deel van het Sovjet-kernwapenarsenaal en de veilige opslag van het restant. De samenwerking leidde tot een fameuze verbetering van de betrekkingen tussen de voormalige tegenstanders in de Koude Oorlog. Maar sommige congresleden hekelden de Amerikaanse financiële steun aan de Russische economie die de Amerikaanse veiligheid niet ten goede zou komen. Ook vreesden zij dat Rusland de Amerikaanse financiering voor militaire doeleinden zou gebruiken, zoals in de oorlog tegen separatistische rebellen in Tsjetsjenië.
De samenwerking leidde tot een fameuze verbetering van de betrekkingen tussen de voormalige tegenstanders in de Koude Oorlog.
Dit alles gebeurde tijdens het presidentschap van de plooibare Boris Jeltsin (1991-1999), een periode waarin de relaties met de VS overwegend vriendschappelijk waren. De grootmachten werkten samen om mondiale kwesties als wapenbeheersing, terrorismebestrijding en het conflict in Bosnië aan te pakken. Tijdens de tweede ambtstermijn van Jeltsin verslechterden de betrekkingen tussen de VS en Rusland. Per saldo bleef het wantrouwen van tijdens de Koude Oorlog hangen. Men moet niet naïef zijn: het Nunn-Lugar CTR-programma moest natuurlijk vooral Amerikaanse belangen dienen. Toch zien ettelijke analisten Nunn-Lugar als het Marshallplan voor nucleaire non-proliferatie. Helaas ontbreekt vandaag de wederzijdse animo van destijds om mondiale problemen op te lossen. Een gemiste kans.
Steven Miller is ook niet erg optimistisch. Rusland en de VS praten nog nauwelijks over wapenbeheersing. Het overleg over het Fissile Material Cutoff Treaty (FMCT), dat de productie van hoogverrijkt uranium en plutonium moet verbieden, ligt al tientallen jaren stil. Miller stelt vast dat de wereld gevaarlijker is geworden, en dus moet wapenbeheersing opnieuw op de agenda. Zijn hoop is gevestigd op internationale coalities die aansturen op behoud van wat er nog is, op herstel van wat verloren ging, en op maatregelen om de nieuwe uitdagingen aan te pakken. Hij denkt dat Europa hierin een belangrijke rol kan spelen: het heeft alle belang bij wapenbeheersing.
Keert de baanbrekende ontwapeningsgeest van Nunn-Lugar weer? Vandaag staan alle lichten op rood. Maar het kan verkeren. De wereld evolueert naar multipolaire machtsverhoudingen. Moeten we hopen op Europese ontwapeningsinitatieven? Ik vrees dat Miller valse hoop koestert. De EU mist het nodige geopolitieke kapitaal en is hopeloos verdeeld. Europese leiders kiezen ervoor de Unie geopolitiek te laten besturen door Washington. Een wapenbeheersingsinitiatief moet komen van andere wereldspelers. China komt daar het meest voor in aanmerking. Zodra het zijn bewapening op orde heeft.
*****
1 HCSS is een Nederlandse denktank. Op de lijst experts staan, afgezien van ULeiden-historicus Rob de Wijk en VUB-professor Jonathan Holslag, geen veelvuldig in de media optredende opiniemakers. HCSS maakt geen geheim van vier Nederlandse ministeries als afnemer. Een verzoek op grond van de Wet Open Overheid (Woo) levert een interessant overzicht op van betalingen van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken aan HCSS in de periode 2001-2023, voor een totaal van €6,1 miljoen.
2 Miller is directeur van het International Security Program van het Belfer Center for Science and International Affairs aan de Kennedy School of Government, een van de master-na-bacheloropleidingen aan Harvard University.